Registratie van werklozen in Brussel. Het is 1915 en de economie van de hoofdstad is tot stilstand gekomen. De meeste bedrijven sluiten. Sommige zijn door de bezetter opgeëist, andere weigeren om voor de vijand te werken. Voor de overige bedrijven betekenen de schaarste aan grondstoffen en het verdwijnen van de afzetmarkt een langzame ondergang. De gevolgen voor de bevolking laten zich onmiddellijk gevoelen. Het aantal werklozen groeit duizelingwekkend en tegen die situatie blijken de vooroorlogse werklozenkassen niet opgewassen. Er ontstaan dan ook nieuwe structuren om de verarmde bevolking te ondersteunen.
In een context van humanitaire nood en met de Belgische regering in ballingschap in Le Havre, wordt er in 1914 te Brussel een Nationaal Hulp- en Voedselcomité (NHVC) opgericht. Het initiatief gaat uit van burgemeester Adolphe Max en van grote heren uit de financiële en industriële wereld, zoals Ernest Solvay. Deze machtige privé-instelling, die soms omschreven wordt als een “staat in de staat”, regelt de verdeling van een werklozensteun. De Brusselse gemeenten van hun kant trachten hun burgers werk te verschaffen. Met dat doel worden er talloze publieke werken opgestart, met name wegenwerken en het kappen van bomen. Vanaf mei 1916 echter wordt deze praktijk door de bezetter verboden. Enkele maanden later zal hij de deportatie van werklozen naar Duitsland bevelen. Dat nieuws zaait onrust in Brussel.